Het was eigenlijk geen echt insectenweer, want het waaide hard, de temperatuur was net aan geschikt en de zon liet zich na ruim een half uur niet meer zien. Dus wat doe je dan met zijn veertienen?! Dan ga je goed zoeken op luwe plekken, langs bosranden, bij bloeiende braam en op bloemen in de vegetatie.
Dat leverde veel leuke en voor veel deelnemers nieuwe soorten op. Bijvoorbeeld kleine libellen, namelijk blauwe breedscheenjuffers en lantaarntjes; zweefvliegen, waaronder een grote langlijf en citroenzweefvlieg; kevers, zoals lieveheersbeestjes en een fraaie schijnbok; diverse wantsen, waaronder een groene schildwants en een graswants; diverse hommels; een grote groene sabelsprinkhaan (echt wel groot); en heel veel andere, vaak niet nader op naam te brengen, kleine wespen en wilde bijen.
Ondertussen genoten we van het spannende speuren, van de orchideeën en van elkaars uitroepen als we weer wat gevonden hadden.